Al bladerend in de oude tijdschriften van thuis kwam ik iets tegen over de geschiedenis van het breien!
Het lijkt me leuk om dat met jullie te delen...
Ik heb er illustraties bij gezocht van internet, maar de tekst komt letterlijk uit het
Scheepjesjournaal van oktober 1956:
"Een klein
beetje geschiedenis over het breien"
Ergens in
de grote stad Londen staat het Victoria en Albert museum. Men kan er uren
dwalen en er van alles in aantreffen: mummies, oude schilderijen, halfvergane
kleren en antieke sieraden.
En ergens
in een glazen vitrine liggen een paar Egyptische sokken keurig en netjes
gebreid en ze dateren uit het jaar 400. Dus toen breide men al in het oude
Egypte. Wie heeft dat kunstje eigenlijk uitgevonden?
En hoe
lang zou het geleden zijn dat de mens voor het allereerst breide?
Hoe
jammer, men weet er weinig van!
Heel
waarschijnlijk was het een Arabier of een Arabische vrouw, die al knutselende
met wat stokjes en een draad voor het eerst steken maakte en daarmee de
grondslag voor een truitje legde. Want bij de Arabieren zijn de oudste gebreide
producten aangetroffen.
Zij waren
van oudsher de handelslieden en reisden en trokken vooral naar landen om de
Middellandse zee. Zij waren het ook die hier in Europa de breitechniek
invoerden.
Er bestaat
een hele oude legende over de koningin van Scheba, die bij de rijke koning
Salomo op bezoek ging. Onderweg kortte ze de tijd door boven op haar kameel wat
te breien, het zal een hele toer geweest zijn, er zullen heel wat steken zijn
gevallen!
Maar het
is maar een legende, wat men echt weet is dat men omstreeks het jaar 200 al breide.
Merkwaardigerwijze
waren het vroeger niet de vrouwen die dit deden, maar de mannen!
Denk maar
aan die Arabische kooplui, die het ons leerden. En dat waren in die tijd heus
niet van die zoetelijke lieve mannetjes, die zo maar stilweg wat zaten te breien,
of van die huishennen. Stoere zeelui waren het, gewiekste kooplui en
landverhuizers, ze zwierven de ganse bewoonde wereld over en dat was in die
tijd heus niet ’n soort vakantiereisje.
Vele jaren
lang hebben mannenhanden breinaalden gehanteerd, tot diep in de achttiende eeuw
werd er zowel door mannen als vrouwen gebreid en heus niet alleen door
schaapherders!
Herinnert
u zich uit de geschiedenisles de tijd van de gilden? Dat waren de
vakverenigingen uit de middeleeuwen met meesters die het vak verstonden en
gezellen die het nog moesten leren. In allerlei vakken kon men zich bekwamen en
één van die vakken was …… breien!
En dat
breien bestond niet uit het vervaardigen van een broddellap, zoals u leerde op
de lagere school, o lieve help, nee!
Misschien
is die broddellap er ook wel bij geweest, de geschiedenis vermeldt het niet.
Maar een volledig brei-man werd men pas na zes jaar. Drie jaar leerde men de
breitechniek en drie jaar reisde men rond om bij verschillende brei-experts nog
wat over het breien op te steken en zich zo te bekwamen voor de meester-proef.
De
meesterproef bestond uit een gebreid werkstuk en denk er niet zo min over, het
was me nog al wat. Het kon een kleed zijn van vier ellen in het vierkant,
waarvan het ontwerp bloemen, bladeren, vogels en dieren in natuurlijke kleuren
moest bevatten.
Het kon
ook een baret zijn met een wollen wambuis en bijpassende sokken. Men verwachtte
dat de breigezel eerst een ontwerp leverde waar alles nauwkeurig in was
opgeschreven en getekend, aangevuld door afzonderlijke tekeningen met details
en tot slot moest men een eed zweren, dat het écht, helemaal écht eigen idee
was!
En zo ving
men aan te tekenen en te rekenen, te meten en te verzinnen en als men het geluk
had dat het ontwerp werd goedgekeurd, was men de koning te rijk.
Men kreeg
een werkplaats toegewezen en daar mocht men all het geleerde in praktijk
brengen, dertien weken kon men aan het proefstuk arbeiden, dan moest het
onherroepelijk klaar zijn!
Nimmer
vergat men er het jaartal in te breien en de initialen van de maker ….., daar
was men bar trots op; meester- breier te zijn.